Landgoed Pannenhoef.

Het landgoed Pannenhoef (groot ca. 700 ha) ligt tussen de plaatsen Etten-Leur, Rijsbergen, Zundert en Sprundel.  Dit afwisselend landgoed bestaat uit 150 ha naald- en loofbos en 100 ha heide en moerasterrein, voor het overige is het landbouw-terrein. Het is een schilderachtig en rustig gebied met bos, heide en water.  Eeuwenlang bestond het gebied de Pannenhoef uit heide met vennen. In de 15e eeuw werd voor het eerst op grote schaal het veen, dat zich in de laagste delen had ontwikkeld, afgegra­ven. Via een uitgebreid stelsel van gegraven turfvaarten werd het veen afgevoerd naar Leur. Enkele restanten van deze turfvaar­ten zijn ook nu nog in het gebied aanwezig. Parallel aan de Bijloop, een van oorsprong natuurlijk beekje, ligt de Turf­vaart, een in 1620 gegraven waterloop voor de afvoer van turf vanuit de Zundertse Moeren naar Breda. Op de terugweg voerden de turfschepen mest mee, waarmee delen van het verveende land tot landbouwgrond konden worden ontgonnen. Vanaf 1800 werden de onafzienbare heidevelden geleidelijk ontgonnen tot cultuurland en bos. Van begin 20e eeuw tot in de jaren dertig zijn de vennen als gevolg van de ontginningen leeggelopen en verdwenen. In het kader van de werkverschaffing werden de vennen en overige lage delen dicht-gegooid met zand van hoge koppen. Door het verbreden en verdiepen van het beekje de Bijloop werd het gebied ontwaterd. Van de oorspronke­lijke toestand resten ons thans slechts enige heidevelden in de omgeving van de Lokker en het Padvindersven. De rest van het gebied bestaat voor-namelijk uit bos dat door gericht beheer een steeds natuurlijkere samenstelling krijgt. Toen Brabants landschap het landgoed in 1970 kon verwerven, was nog maar circa 100 ha woeste grond over. De afgelopen jaren zijn diverse werkzaamheden uitgevoerd om de natuur te herstellen. De laatste tien jaar is er pas daadkrachtig iets gedaan aan verdrogingsbestrijding. Eerder was men er vanuit de landbouw nog niet aan toe. Vroeger was men ook meer gericht op het behoud van bepaalde diersoorten, terwijl het nu om de totale leef-gemeenschap gaat. De zwak gebufferde vennen en beekdalen zijn bedreigd, dus daar proberen wij zo goed mogelijk iets aan te doen. Planten die hier destijds groeiden, hebben nog zaden afgezet in de bodem die nu bedekt is. De oude bodem wordt blootgelegd en rondom de vennen wordt nu de dikke bouwvoor, de rijke zwarte bovenste laag van de grond, afgegraven zodat er weer een geschikte plaats komt. Als iets schaars is in de natuur is het namelijk waardevol en een van de taken van Het Brabants Landschap is bepaalde planten- en diersoorten in stand te houden.  Door geleidelijk aan landbouwgronden uit de pacht te nemen, werden, vanaf 1995 verscheidene verdwenen vennen opnieuw uitgegraven, zoals de Lokker, de Flesch en de Bak. Met name de Lokker is een waar vogelparadijs met onder andere waterral, roodborsttapuit en kleine plevier. Een van de eerste natuurherstel-projecten betrof het ven De Flesch, dat in 1920 is gedempt. Om de waterstand in De Flesch te verhogen, is in 1992 een puindam in de Fleschloop aangelegd (de Fleschloop heeft een stroomgebied van 125 hectare en is in 1900 gegraven om twee bovengelegen natte heidegebieden te ontwateren). De resultaten waren zo positief, dat in 1995 werd besloten het oude ven in ere te herstellen. In totaal is ruim 11.000 m³ zand en veen afgegraven tot op de oorspronkelijke venbodem  In het herstelde ven keerden uit de oorspronkelijke zaadbank, de oorspronkelijke zeldzame planten weer terug met de plantensoorten zoals  o.a. blauwe knoop, teer guichelheil, pilvaren, naaldwaterbies, moerasherts-hooi, drijvende waterweegbree, waterpostelein en duizendknoopfonteinkruid. Verder bevinden zich er onder meer heikikkers, groene en bruine kikkers, kleine water-salamanders en alpenwatersalamanders. Een aardige slogan uit 1975 in dit verband is: “Terug naar de herkomst, met het oog op de toekomst!”, met de toevoeging “een situatie creëren waarin zowel mensen, dieren als planten zich thuis voelen”. In 1997 is begonnen met het herstel van het project De Riggen. Op een stuk weiland van tien hectare is een laag ingegraven en een retentiebekken gecreëerd om een opvang voor het water te maken. Op het natte weiland zijn kleine vennetjes ontstaan, die bijvoorbeeld eenden en watersnippen aantrekken.  In 1999 is het ven De Bak hersteld. Voor de oude venbodem bloot kwam te liggen, moest circa 18.000 m³ zwarte grond en 3.000 m³ veen worden afgegraven. Een deel van de grond is door het Waterschap Mark en Weerijs verwerkt in de opgehoogde kade langs de Turfvaart*2. Het ven is ongeveer vijf hectare groot. Alle slootjes zijn gedempt zodat er geen water meer kan wegstromen. Tevens is een knuppelbrug over het ven aangelegd. Het is een ondiep en langgerekt ven waarvan het peil met een stuwbak geregeld kan worden. In de natste delen langs het ven zullen riet- en zegge-begroeiingen opschieten, afge-wisseld door nat schraalland en broekbos. Op de hogere delen kan droge heide ontstaan, in de richting van de Bijloop*2 over-gaand in vochtige heide. Centraal gelegen tussen Padvindersven en De Lokker, vervult De Bak een verbindingsfunctie voor bedreigde ‘aandachts-soorten’ als heikikker en hagedis. In de richting van de Bijloop is met een kraan 2.700 m² ver-graste natte heide geplagd. Gezien ervaringen, elders in het terrein is de kans groot dat hier dopheide, kleine zonnedauw en witte en bruine snavelbies ontkiemen. Het terrein is nog natter geworden doordat het Waterschap Mark en Weerijs in 1999 twee stuwen in de Bijloop heeft geplaatst. Als het rustig is in het gebied, vooral in de vroege morgen, kunt u er winterkoninkjes, kleine Jantjes, nachtzwaluwen, wielewalen, koekoeken, korhoenders, kemphaantjes, regen-wulpen, roerdompen, reeën, eekhoorntjes, geitenmelkers en konijntjes zien en horen.