Serres van Laken
De Koninklijke Serres van Laken (Frans: Serres royales de Laeken) zijn serres (in Art nouveau) gebouwd door Alphonse Balat in opdracht van Leopold II. Dit serrecomplex maakt deel uit van de Koninklijke Schenking, welk aansloot bij het in klassieke stijl gebouwde kasteel van Laken. Het serrencomplex omvat verscheidene ijzer- en glasconstructies die onderling op ingenieuze en speelse wijze verbonden zijn door verglaasde galerijen. Daarbij is het geheel ingeplant in een natuurlijk heuvelachtig parklandschap van 14.000 m². De grootste serre, de ronde koepelvormige Wintertuin (1874) met een diameter van
60 m en een hoogte van 30 m, is opgebouwd uit een aantal concentrische gietijzeren spanten die halverwege hun overspanning extra ondersteund worden door een rondgaande Dorische zuilengang. Begin- en eindpunt van de spanten steunen op de grond zodat de serre het beeld biedt van een glazen koepel die door luchtbogen wordt geschoord. Door de enorme afmetingen was het mogelijk hier Kongolese palmbomen te planten. De Wintertuin van het Koninklijk Kasteel van Laken, als belangrijkste gebouw van het complex der Koninklijke Serres, was van groot belang voor de ontwikkeling van de ijzerarchitectuur. De kassen waren bedoeld als symbool van 's konings koloniale macht in Belgisch-
Kongo. Planten uit die streek zouden die macht illustreren. Waarschijnlijk had het "Palm House" in de Kew Gardens (zuidwest Londen 1844-48) Leopold II op dit idee gebracht. De uiteindelijke realisatie kwam tot stand in nauw overleg tussen de koning en de ontwerper Alphonse Balat na veelvuldige gesprekken, briefwisseling en gepresenteerde voorontwerpen. Tussen 1885 en 1887 ontwierp Balat nog de Palmen-, de Kongo- en de Dianaserres en ten slotte, in 1893 de "ijzeren kerk", een door kranskapellen omgeven neobyzantijns geheel waarvan de koepel gedragen wordt door twintig kolommen van Schots graniet. Deze serre wordt dan ook officieel de
Kapelserre genoemd. De Wintertuin bij het paleis te Laken fungeert nu als een schitterend decor voor des konings ontvangsten. Elk jaar in de lente worden de serres gedurende 20 dagen voor het publiek opengesteld volgens de wens van Leopold II. Deze traditie wordt door alle vorsten die na hem regeerden voortgezet. De plantencollectie bevat planten die reeds in de tijd van Leopold II werden aangeplant. Er zijn vele plantensoorten te zien, waaronder azalea’s, banaan, bamboe, Belgische vlag, Brugmansia, Camellia japonica, Chinese schermpalm, fuchsia’s, hibiscussen, hertshoornvaren, hortensia's, Japanse sierkers, Kaapse jasmijn, Medinilla magnifica, orchideeën, palmen, pantoffelplant, paradijsvogelbloem, Pelargonium, rododendrons, rozen, varens, en de witte aronskelk. Vlakbij de orangerie staat de dikste mammoetboom van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.